Ned. Herv.Gedoopt in de Grote Kerk 25 maart 1758, vader Gerardus Arnolduszoon, geboren te Haaften bij de stad Bommel, in 1720 banketbakker, sinds 23 april 1736 poirter van 's-Hertogenbosch, te voren getrouwd met Machieltje van Groesbeek, en in 2e echt met Alida van Emmerickam, weduwe van Bastiaan van den Dungen, in 3e echt 20 mei 1749 voor schepenen getrouwd en 8 juli 1806 te 's-Hertogenbosch begraven, moeder Elisabeth Schouw, gedoopt in | 457 |
de Grote Kerk 8 december 1720, dochter van Adam en Alegonda Pekovk, 27 februari 1807 te 's-Hertogenbosch begraven (S 78, 77, 92, 114d, 570 en 585 en Poirtersboek 2); legde 11 maart 1793 als borger-majoor de eed van trouw en gehoorzaamheid aan de Staten-Generaal af, was toen afgetreden diaken der N.H. Gemeente (A.R.A. St.G. 8006); in 1794 kerkmeester der stad en in 1794 en 1798 regent van het Gereformeerd Weeshuis uit de munic. van 's-Hertogenbosch en luider van de grote poortklok te 's-Hertogenbosch ('s-Hert. Rep. Alm., Bossche Alm. en A.R.A. Ag. v. Just. 167 no 577); 11 januari 1796 aangesteld tot gequalificeerde van de contrarolleur der convooien en licenten te 's-Hertogenbosch (mr. C.W. v.d. Sleyden, A.R.A. Marine 479); in 1808 en 1810 commies-collecteur der convooien en licenten te Bladel en ontvanger der onbeschreven middelen te Bladel, Reusel en Netersel (A.R.A. coll. Elout 64 en Fin. 800, 808 en 870); ongehuwd overleden te Bladel 28 oktober 1825 (N.B.S. 's-Hertogenbosch overl. 7 december 1825). | 458 |
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest II (1953) 457-458